Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zo zult gij tot hen zeggen: Ik [55]wierp mijn smeking voor des konings aangezicht neder, dat hij mij niet zou weder laten brengen in Jonathans [56]huis, om aldaar te sterven. 55. Zie boven hfdst.36 vs.7; dat is, ik bad en verzocht ootmoediglijk. 56. Zie boven hfdst.37 vs.15.